Een waterloop (Heerenbeekloop) met hoge ecologische potentie in het beheergebied van Waterschap De Dommel, Midden-Brabant, heeft last van de exoot de Grote waternavel. Om de ecologische ontwikkeling een kans te geven, is een plan opgesteld om Grote waternavel structureel aan te pakken. Doel is om de beek in 2021 vrij van Grote waternavel te krijgen. De effecten van de bestrijding zijn duidelijk zichtbaar, maar het Waterschap staat nog voor enkele uitdagingen om de Heerenbeekloop volledig Grote waternavel-vrij te krijgen.

Tekst en foto’s: Mark Scheepens en Michiel Cornelis (Waterschap De Dommel)

Voorgeschiedenis

De Heerenbeekloop is een sloot met een bodembreedte variërend van 1 tot 5 meter gelegen ten zuiden van Boxtel tussen het landgoed Velderen en het dorp Lennisheuvel. Nabij Lennisheuvel mondt de Heerenbeekloop uit in de Beerze. Naast een water afvoerende functie heeft de Heerenbeekloop ook een ecologische functie waar in 2003 en 2014 invulling aan is gegeven door het verflauwen van oevers, aanleg van plas/dras zones, houtwallen en poelen langs de waterloop (figuur 1 en 2).

Overzicht Heerenbeekloop

Figuur 1: Virtueel overzicht van hoe Heerenbeekloop eruit ziet met bijhorende EVZ-functie.
Figuur 2: Overzicht van plas /dras zone in Heerenbeekloop

Uit onderzoek naar het functioneren van de EVZ (Cools, 2008) bleek dat er veel doelsoorten (onder meer bermpje, riviergrondel, elzenzegge, libellen en amfibieën, etc.) aanwezig zijn en de EVZ goed functioneert. Ook in dit onderzoek werd al opgemerkt dat er veel grote waternavel aanwezig was en dat er prioriteit gegeven zou moeten worden aan het bestrijden van deze exoot.

Omstreeks 2005 zijn de eerste vondsten van grote waternavel in de Heerenbeekloop gedaan. Ten tijde van de eerste waarnemingen zijn er geen specifieke maatregelen genomen om de grote waternavel te bestrijden. Vanuit Waterschap De Dommel was er destijds nog geen aandacht voor exoten en werd het op zijn beloop gelaten. Door het onderzoek van Cools in 2008 en constateringen van grote waternavel in 2010 (zie figuur 3) kwam het Waterschap tot de conclusie dat er iets moest gebeuren.

EVZ 3 Heerenbeekloop Grote waternavel 20100928 artikel small

Figuur 3: Overzichtsfoto van grote waternavel in de Heerenbeekloop © Mark Scheepens

De gehele flauwe talud als ook de sloot zelf raakte begroeid met grote waternavel, waardoor andere planten geen kans meer hadden. Op dat moment was bestrijden lastig o.a. door de aanwezigheid van veel houtachtige gewassen en riet op de oever.

De eerste acties die genomen zijn omstreeks 2014 zijn:

  1. Houtachtige gewassen uit de plas/dras oeverzone verwijderen, vanwege beheer van deze exoot.
    Plas/dras zone ieder jaar kaal maaien om zo ook de grote waternavel zo goed mogelijk mee te maaien.
  2. Uiteindelijk resulteerde dit in een forse reductie van grote waternavel, maar ook het jaarlijks maaien bleek niet voldoende om de waternavel geheel weg te krijgen. Grote waternavel werd niet teruggedrongen alleen in de mate van het mogelijke beheerd. Echter deze aanpak van onderhoud strookt niet met het in stand houden en ontwikkelen van een goede Ecologische verbindingszone. In die zin beperkt de grote waternavel de ecologische ontwikkeling, welke alleen mogelijk is als grote waternavel niet meer aanwezig is in de Heerenbeekloop.

Verwijderingsplan/Aanpak

Het beheer wat in 2013 is ingezet, past niet in de ecologische functie van de waterloop en dus was in 2019 het idee om een plan te maken met als doel om grote waternavel in 2021 totaal te hebben geëlimineerd uit de Heerenbeekloop. Hiervoor is er een Monitoringcyclusplan opgesteld met de naam: “Naar een complete uitroeiing van grote waternavel in het stroomgebied van de Heerenbeekloop”. Het doel van deze aanpak is om in een cyclus monitoring en beheer beter op elkaar af te stemmen door op basis van monitoring het beheer te evalueren en daar waar nodig aan te passen. Korte lijntjes en korte doorlooptijd tussen het proces Beheer en proces Monitoring/Advies zijn daarbij cruciaal om het doel te bereiken.

De volgende acties zijn hiervoor vanaf de zomer 2019 ingezet zijn:

  • Minimaal 1x per maand monitoring
  • Maandelijks handmatig verwijderen van nieuwe haarden
  • Machinaal maaibeheer intensiveren van eens naar 2x per jaar waarbij de gehele waterloop en plas/dras zones gemaaid worden.
  • Aanvullend poelen en greppels maaien en riet verwijderen.
  • Extra jaarlijkse snoeiwerkzaamheden op moeilijk te bereiken locaties voor handmatige eliminatie.
  • Verhogen maaifrequentie van 1 naar 2x per jaar (eventueel 3 maal) van aanwezige rietvegetaties in plas/ dras zones.
  • Intern en extern overleg over de wijze, tips en aandachtpunten bij de wijze van handmatig verwijderen.

Veel van deze acties zijn voornamelijk ingezet naar aanleiding van de uitgevoerde monitoring. Zo zijn een aantal extra snoeiacties en rietvegetaties verwijderd, omdat de grote waternavel hier tussen groeide en dus beperkend was voor de totale verwijdering in de Heerenbeekloop. Bij het volledig verwijderen van de grote waternavel is het van belang om elk stukje van de plant (inclusief wortelstelsel) te verwijderen (figuur 4). Één enkele centimeter kan uitgroeien tot een nieuwe woekerende plant.

EVZ 4

Figuur 4: A) Grote waternavel geworteld in de bodem van drooggevallen beek, B) Grote waternavel in Heerenbeekloop met detailfoto van wortelstelsel, C) Grote waternavel onder water op beekbodem, D) Handmatig verwijderen van grote waternavel inclusief wortelstel

Hierbij is het niet alleen belangrijk om enkel de waterloop te beheren, maar ook nabij gelegen poelen en greppels waaruit nieuwe besmettingshaarden kunnen ontstaan. Nabij de Heerenbeekloop zijn er enkele poelen gelegen welke al dan niet in verbinding staan met de Heerenbeekloop bij hoog water.

In figuur 5 is er een poel weergegeven welke volledig vol gegroeid staat met grote waternavel. Deze poel vormt een uitdaging in het verwijderen van de exoot en is afgelopen jaar intensief beheerd om ook hier herbesmettingen in de toekomst proberen te voorkomen. Hierbij is het van belang dat niet enkel de poel wordt geruimd, maar ook de plas/dras zone rondom de besmette poel (figuur 6).

EVZ 5

Figuur 5: Overzicht van poel met grote waternavel tussen rietvegetatie.


EVZ 6

Figuur 6 : A) Plas/ dras zone van grote waternavelpoel welke onvoldoende beheerd werd. B) Plas/dras zone poel welke opnieuw beheerd werd met volledige verwijdering van Grote waternavel groeihaarden. C) Achtergebleven grote waternavel tussen rietvegetatie

Monitoring

Voor de monitoring van de Heerenbeekloop werd er een vast monitoringstraject ingesteld (± 4500m) waarbinnen grote waternavel gemonitord en manueel verwijderd werd (figuur 7). Alle waarnemingen werden maandelijks genoteerd (september 2019 – september 2020) in de NDFF (Nationale Databank voor Fauna en Flora).

EVZ 7

Figuur 7: Overzicht van monitoringstraject (± 4500m) in Heerenbeekloop, welke is opgedeeld in deeltrajecten van 100 meter.

Om het effect van de geleverde inspanning van 1 jaar monitoring en intensief beheer te kunnen beoordelen in het bestrijden van grote waternavel in de Heerenbeekloop is er gebruik gemaakt van 2 monitoringstechnieken. De eerste is een uniforme beoordelingstechniek uit de studie van INVEXO, 2013* (tabel 1), waarbij er per 100m een besmettingsgraad weergegeven kan worden. Deze maakt een inschatting van de besmettingsgraad per 100m aan de hand van het aantal aanwezige groeipunten. Hierdoor is het mogelijk om lokaal beheer toe te passen per traject van 100 meter.

EVZ tabel 1

Tabel 1: overzicht van uniforme techniek voor besmettingsgraad van exoten (INVEXO, 2013)

De tweede techniek geeft vergelijkbare resultaten weer, waarbij er een preciezere inschatting gemaakt wordt hoe groot de besmettingsgraad van de beek is (in vierkante meter). Deze laatste methodiek wordt hieronder verder toegelicht.

Deze methodiek laat toe om het aantal besmettingen in het gehele monitoringstraject te beschouwen en hoe groot de impact hiervan is op de Heerenbeekloop. Er werden in totaal 5 ‘classes’ (1 – 5 m²) opgesteld waarbinnen de waarnemingen van grote waternavel geclassificeerd werden.

Wanneer er een groeipunt van bijvoorbeeld 20cm aanwezig is, valt deze onder de categorie van 1m² innemend. Wanneer er een volledige drijfmat aanwezig is (> 1m², zoals op foto 2), wordt er een inschatting gemaakt van de grootte orde van het probleem (2 tot 5m² oppervlakte innemend). Zo wordt er per observatiepunt tot maximaal 5m² ingeschat. Voor grotere oppervlaktes (>5m²) wordt er een nieuw observatiepunt ingenomen, vanwaar de monitoringsmethodiek opnieuw start op dezelfde eerder genoemde methode.

In onderstaande tabel 2 zijn de aanwezige locaties/ observatiepunten weergegeven, met telkens het innemend aantal vierkante meters. Hieruit wordt het totaal aan vierkante meter innemend berekend. Echter is deze methodiek nog niet volledig representatief aangezien een groeipunt van 20cm hetzelfde geclassificeerd wordt als een groeipunt van 80cm (namelijk 1m²). Hierdoor werd er een inschatting gemaakt (inschatting oppervlakte innemend) van het oppervlakte dat de waternavel werkelijk in de beek inneemt. Deze inschatting van het werkelijk innemend oppervlakte (in tabel 2 kolom: “Inschatting werkelijk opp. (m²)”) van de beek is weergegeven in figuur 8.

EVZ tabel 2

Tabel 2: Overzicht van aantal locaties met aanwezige grote waternavel en hun oppervlakte welke ze innemen aan de hand van de 5 classes (1 – 5 m²).

EVZ 8

Figuur 8: Overzicht van ingeschatte aantal vierkante meters van besmette Heerenbeekloop door grote waternavel.

Hieruit blijkt dat er in november 2019 (monitoringsmoment 2) maar liefst 113m² aan ingeschatte oppervlakte van grote waternavel aanwezig was in de Heerenbeekloop. In september 2020 (monitoringsmoment 8) was dit slechts nog maar 5,5 m². Ook het aantal groeilocaties neemt drastisch af van 83 in november 2019 naar 22 in september 2020. Hierbij is het duidelijk dat we op goede weg zijn, maar dat er de komende jaren nog werk is om ook de geleverde inspanningen van dit jaar niet teniet te laten gaan.

Aanbevelingen en advies:

De frequente, handmatige verwijdering van invasieve waterplanten is één van de weinige methodieken die momenteel beschikbaar is voor het PERMANENT verwijderen van besmettingshaarden uit waterlopen. Als deze methode met de juiste intensiteit, zorgvuldigheid en aandacht steeds toegepast wordt, dan is het Waterschap nog steeds van mening dat grote waternavel volledig geëlimineerd kan worden uit de Heerenbeekloop. Het succes van deze methodiek hangt af van de nauwkeurigheid en frequentie (minimaal 1 keer per maand) waarmee de planten verwijderd worden (al dan niet met grootschalig beheer). Verder is het bestrijden van exoten een meerjarig proces, waarbij er voor grote waternavel en andere invasieve exoten minimaal 3 jaar monitoring en bestrijding noodzakelijk is om tot volledige verwijdering te komen. Hieronder zijn er nog enkele algemene aanbevelingen opgesomd:

  1. Bij het zowel handmatig als machinaal verwijderen van grote waternavel is het van belang om het plantenmateriaal ver genoeg uit de plas/dras zone aan te brengen (hoog en droog zodat de planten afsterven en niet opnieuw kunnen groeien).
  2. Zoek minuscule haarden (ook in poelen en zijsloten) van deze exoot om tot volledige verwijdering over te gaan. De ervaring leert dat Waterschap De Dommel na 1 jaar monitoren nog nieuwe plekken ontdekt, waarlangs mogelijke herbesmetting kan uitkomen.
  3. Bestrijding van grote waternavel is een meerjarig proces (minimaal 3 jaar), waarbij momenteel al erg vooruitstrevende resultaten geboekt zijn. Het is een kwestie van volhouden om de gewenste doelen te bereiken.
  4. Snelle reactietijden en communicatie tussen beheer en onderhoud en monitoring is noodzakelijk om over te gaan tot een succesvolle verwijdering.
  5. Voorkom “insporing” in plas/dras zones en reinig de beheermachines alvorens transport verder te zetten. Figuur 9 laat zien dat door het creëren van rijsporen in een plas/draszone nieuwe besmettingshaarden kunnen ontstaan. Deze nieuwe ontsmettingshaarden zijn lastig te bestrijden en tegelijkertijd wordt de overlevingskans van de exoot vergroot door het nat achtergebleven bandenspoor.
  6. Bij het machinaal verwijderen en afvoeren van besmettingshaarden is het van belang om ook na deze verwijdering intensief handmatige bestrijding te vervolledigen om ook de laatste restanten te verwijderen.

Enkel wanneer deze aanbevelingen opgevolgd worden en gelijktijdig plaatsvinden, kan er kosteneffectief gewerkt worden. Het onderzoek van Invexo, 2013 toont zo aan dat er op economisch gebied (kosten- baten analyse) heel wat bespaard kan worden, wanneer er over wordt gegaan op intensief beheer door eigen personeel of aannemers (zie figuur 10).

EVZ 9

Figuur 9: A) Nieuwe besmetting van grote waternavel in inrijsporen in plas/ draszone van Heerenbeekloop, B) Manueel verwijderen van nieuwe besmette zones in inrijsporen.

EVZ 10

Figuur 10 : Kostenvergelijking van beheer gericht op populatiebeheersing met beheer gericht op eliminatie van grote waternavel over een periode van 20 jaar (Invexo, 2013).

Conclusie en vervolg

In 2021 zullen alle zeilen nog bijgezet en de huidige werkwijze moeten worden gehandhaafd om de grote waternavel volledig te verwijderen. De monitoring laat zien dat we op de goede weg zijn, echter ook dat we ons doel nog niet behaald hebben. Het is dan ook de vraag of Waterschap De Dommel eind 2021 geheel van de grote waternavel af zal zijn in de Heerenbeekloop of dat we een langer moeten doorzetten. We houden goede moed! 

Bronnen

INVEXO, (2013) , “Een efficiënte aanpak van invasieve exoten in en rond de waterloop”, Eindrapport grote waternavel en andere invasieve (water) planten.

Bijlagen

Bijlage 1: Overzicht van totaal besmettingspercentage van de Heerenbeekloop.

EVZ Bijlage 1

Bijlage 2 : Overzicht van de besmettingsgraden (in %) voor de Heerenbeekloop per monitoringsmoment.

EVZ Bijlage 2

Bijlage 3: Overzicht gevonden resultaten monitoringstechniek 1

Tabel met overzicht van de monitoringsmomenten (#8) en de besmettingsgraden (in meter en percentage) voor de Heerenbeekloop (totale lengte = 4500m) in 2019 – 2020

EVZ Bijlage 3